Pilot Assist*1
Pilot Assist leren kennen
Pilot Assist helpt u om de auto te besturen en het kan nodig zijn om enkele kilometers met Pilot Assist te rijden voordat u zich prettig voelt bij deze functie. Het is belangrijk dat u alle toepassingsgebieden en beperkingen van de functie leert kennen, zodat u op een veilige manier alle voordelen kunt benutten.
Pilot Assist is voornamelijk bestemd voor gebruik op snelwegen, hoofdwegen en dergelijke om u een comfortabeler en meer ontspannen rijervaring te bieden.
U kiest de gewenste snelheid en het aan te houden tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. Pilot Assist registreert de afstand tot de voorligger en de zijmarkeringen van de rijstrook op de weg via de gecombineerde camera en radarsensor. Het vooraf ingestelde tijdsverschil wordt aangehouden via automatische aanpassing van de snelheid, terwijl de stuurassistentie helpt om de auto binnen de rijstrookmarkeringen te houden.
Pilot Assist regelt de snelheid door de stand van de gasklep aan te passen en zo nodig af te remmen. Het is normaal dat de remmen zwakke geluiden produceren, wanneer ze worden gebruikt bij het aanpassen van de snelheid.
- de snelheid op een soepele manier te regelen. In situaties waarin krachtig moet worden geremd moet u dan ook zelf te remmen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij grote snelheidsverschillen of als de voorligger krachtig remt. Door beperkingen van de gecombineerde camera en radarsensor is het mogelijk dat er onverwacht of helemaal niet wordt geremd.
- het door u ingestelde tijdsverschil ten opzichte van voorliggers in dezelfde rijstrook aan te houden. Als de radarsensor geen voorligger registreert, houdt de auto in plaats daarvan de snelheid aan die op de cruisecontrol werd ingesteld. Dit gebeurt ook als de snelheid van de voorligger toeneemt en de ingestelde snelheid overschrijdt.
De positie van de auto in de rijbaan
Wanneer Pilot Assist stuurhulp verleent, probeert het systeem de auto recht tussen de gedetecteerde rijbaanmarkeringen te houden. Voor een comfortabeler rijbeleving is het zaak om de auto de kans te geven om zelf een goede positie te vinden. De bestuurder kan de positie altijd nog aanpassen door actief bij te sturen. Het is belangrijk dat de bestuurder controleert of de auto een veilige positie op de rijbaan inneemt.
Mocht Pilot Assist de auto niet op een correcte manier naar de rijstrook brengen, dan adviseren we om Pilot Assist uit te zetten of over te schakelen op de adaptieve cruisecontrol*.
Stuurhulp
Het stuursymbool geeft de actuele status van de stuurhulp aan:
• Brandend stuursymbool geeft aan dat de stuurhulp actief is.
• Gedoofd stuursymbool (zoals afgebeeld) geeft aan dat de stuurhulp niet actief is.
Pilot Assist-stuurassistentie wordt gebaseerd op een combinatie van het traject dat de voorligger aflegt en de zijmarkeringen van de rijbaan. U kunt op elk gewenst moment het stuuradvies van Pilot Assist negeren en in een andere richting sturen, bijvoorbeeld om van rijstrook te wisselen of om obstakels op de weg te omzeilen. U voelt dan een weerstand in het stuurwiel zolang de stuurhulp actief is.
Als Pilot Assist de rijbaan niet goed kan detecteren, bijvoorbeeld als de gecombineerde camera en radarsensor de zijmarkeringen van de rijbaan niet kan zien, schakelt Pilot Assist de stuurhulp tijdelijk uit terwijl de snelheids- en afstandsregelingen geactiveerd blijven. De stuurhulp wordt weer geactiveerd als de rijbaan weer goed kan worden gedetecteerd. Bij tijdelijke deactivering zal het stuur licht trillen om u te wijzen op de verandering.
Waarschuwing
In bochten en bij wegsplitsingen
Pilot Assist werkt samen met de bestuurder zodat u de stuurhulp van Pilot Assist niet moet afwachten maar altijd klaar moet staan om de besturing over te nemen, vooral in bochten.
Als de auto een afslag of splitsing van de rijstrook nadert, dient u naar de gewenste rijstrook te sturen, zodat Pilot Assist de gewenste rijrichting kan detecteren.
Handen aan het stuur
Een voorwaarde voor de werking van Pilot Assist is dat u uw handen aan het stuur houdt. Het is belangrijk dat de bestuurder actief en oplettend blijft rijden, omdat Pilot Assist niet alle situaties correct kan interpreteren en op ieder moment en zonder waarschuwing in- en uitgeschakeld kan worden.
Als Pilot Assist detecteert dat u uw handen niet aan het stuur houdt, waarschuwt het systeem met symbolen en meldingen op het bestuurdersdisplay om u te adviseren de auto actief te besturen.
Als het systeem enige seconden later detecteert dat u uw handen nog steeds niet aan het stuur hebt, wordt het verzoek tot actieve besturing van de auto herhaald. Dit maal in combinatie met een geluidssignaal.
Als Pilot Assist na nog eens enkele seconden nog steeds niet kan registreren dat u uw handen aan het stuur hebt, wordt het volume van het geluidssignaal verhoogd en de stuurfunctie uitgeschakeld. Vervolgens moet u Pilot Assist opnieuw starten met de stuurknop .
Waarschuwing
- De functie is een systeem voor aanvullende rijhulp om de bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid te verhogen, maar het systeem werkt niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.
- U wordt geadviseerd om alle paragrafen over het systeem in de Handleiding door te nemen en bijvoorbeeld te lezen over de beperkingen die u moet kennen voordat u het systeem gebruikt.
- De rijhulpsystemen ontslaan u niet van de plicht om alert en adequaat te reageren, zodat u de auto altijd op een veilige manier moet blijven besturen, met inachtneming van een passende snelheid en geschikte afstand tot andere weggebruikers en met respect voor de geldende verkeersregels en -bepalingen.