Interieurverlichting
Plafondverlichting voorin
Leeslampjes
De leeslampjes in de plafondconsole kunnen aan en uit worden gedaan door licht en kort op het betreffende leeslampje te drukken. De lichtsterkte is aan te passen door op het lampje te drukken en de vinger erop te houden.
Interieurverlichting
De vloerverlichting en interieurverlichting zijn in en uit te schakelen door de knop voor interieurverlichting op de plafondconsole kort in te drukken.
Automatische bediening voor interieurverlichting
De automatische bediening wordt geactiveerd en gedeactiveerd door de knop voor interieurverlichting ingedrukt te houden. Als de knop
- wit brandt, is de automatische bediening geactiveerd
- oranje brandt, is de automatische bediening gedeactiveerd
Als de automatische bediening is geactiveerd, gaat de interieurverlichting branden op basis van het volgende schema.
- de auto wordt ontgrendeld
- een zijportier wordt geopend.
- de auto wordt vergrendeld
- schakelstand D, R of N wordt gekozen
- een zijportier wordt gesloten
- een zijportier ca. 2 minuten heeft opengestaan.
Plafondverlichting achterin
In het achterste deel van de auto zijn leeslampjes, die ook worden gebruikt als interieurverlichting. In een auto zonder panoramadak zit het leeslampje in het midden.
De leeslampjes kunnen aan en uit worden gedaan door licht en kort op het lampje te drukken. De lichtsterkte is aan te passen door op het lampje te drukken en de vinger erop te houden.
Polestar-symbool op het plafond*
Bij ontgrendeling van de auto wordt er op het plafond een Polestar-symbool geprojecteerd. Het licht wordt bij rijden gedimd en bij vergrendeling wordt het gedoofd. De lichtsterkte kan met het duimwiel op het dashboard fijn worden afgestemd.
Verlichting dashboardkastje
De verlichting in het dashboardkastje wordt in- en uitgeschakeld bij het openen en sluiten van de klep van het kastje.
Spiegelverlichting zonneklep
De verlichting voor de spiegel in de zonneklep gaat aan en uit als de klep daarvan open en dicht wordt gedaan.
Grondverlichting
De grondverlichting wordt in- of uitgeschakeld bij het openen of sluiten van het desbetreffende portier.
Verlichting in de bagageruimte
De verlichting in de bagageruimte wordt bij het openen of sluiten van de achterklep automatisch in- of uitgeschakeld.
Sierverlichting
Het licht eromheen gaat branden als de portieren worden geopend en gaat uit bij vergrendeling van de auto. De sterkte van de sierverlichting is aan te passen op het middendisplay en tevens fijn af te stemmen met het duimwiel op het instrumentenpaneel.
Sfeerverlichting
In het plafond zit een aantal lichtbronnen die voor sfeerverlichting zorgen. Het licht is aan te passen op het middendisplay en tevens fijn af te stellen met het duimwiel op het dashboard.
Verlichting in portiervakken
De verlichting in de opbergvakken van portieren gaat branden bij ontgrendeling van de auto en dooft bij vergrendeling. De lichtsterkte is fijn af te stellen met behulp van het duimwiel op het dashboard.
Verlichting in de tunnelconsole
De verlichting in de tunnelconsole gaat branden bij ontgrendeling van de auto en dooft bij vergrendeling. De lichtsterkte is fijn af te stellen met behulp van het duimwiel op het dashboard.