• Handleiding
  • Videogalerij
  • Software-updates

Pilot Assist*1

Pilot Assist kan u helpen om tussen de zijmarkeringen van de rijbaan te blijven rijden en een constante snelheid en een vooraf geselecteerd tijdsverschil ten opzichte van voorliggers aan te houden.
PS-2007-Pilot Assist function
De gecombineerde camera en radarsensoren meten de afstand tot voorliggers en detecteren zijmarkeringen.
  1. PS-Icon circle 1Camera
  2. PS-Icon circle 2Radarsensor
  3. PS-Icon circle 3Zijmarkering lezen
  4. PS-Icon circle 4Afstand lezen

Pilot Assist leren kennen

Pilot Assist helpt bij het besturen van de auto. Mogelijk moet u enkele tientallen kilometers met Pilot Assist rijden voordat u zich helemaal prettig voelt bij deze functie. Het is belangrijk dat u alle toepassingsgebieden en beperkingen van de functie leert kennen, zodat u op een veilige manier alle voordelen kunt benutten.

Pilot Assist is voornamelijk bestemd voor gebruik op snelwegen, hoofdwegen en dergelijke om u een comfortabeler en meer ontspannen rijervaring te bieden.

U kiest de gewenste snelheid en het aan te houden tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. Pilot Assist registreert de afstand tot de voorligger en de zijmarkeringen van de rijstrook op de weg via de gecombineerde camera en radarsensoren. Het vooraf ingestelde tijdsverschil wordt aangehouden via automatische aanpassing van de snelheid, terwijl de stuurassistentie helpt om de auto binnen de rijstrookmarkeringen te houden.

Pilot Assist regelt de snelheid door de stand van de gasklep aan te passen en zo nodig af te remmen. Het is normaal dat de remmen zwakke geluiden produceren, wanneer ze worden gebruikt bij het aanpassen van de snelheid.

Pilot Assist probeert:
  • de snelheid op een soepele manier te regelen. In situaties waarin krachtig moet worden geremd moet u dan ook zelf te remmen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij grote snelheidsverschillen of als de voorligger krachtig remt. Door beperkingen van de gecombineerde camera en radarsensoren is het mogelijk dat er onverwacht of helemaal niet wordt geremd.
  • het door u ingestelde tijdsverschil ten opzichte van voorliggers in dezelfde rijstrook aan te houden. Als de radarsensor geen voorligger registreert, houdt de auto in plaats daarvan de snelheid aan die op de cruisecontrol werd ingesteld. Dit gebeurt ook als de snelheid van de voorligger toeneemt en de ingestelde snelheid overschrijdt.

De positie van de auto in de rijbaan

Wanneer Pilot Assist stuurhulp verleent, probeert het systeem de auto recht tussen de gedetecteerde rijbaanmarkeringen te houden. Voor een comfortabeler rijbeleving is het zaak om de auto de kans te geven om zelf een goede positie te vinden. De bestuurder kan de positie altijd nog aanpassen door actief bij te sturen. Het is belangrijk dat de bestuurder controleert of de auto een veilige positie op de rijbaan inneemt.

Mocht Pilot Assist de auto niet op een correcte manier naar de rijstrook brengen, dan adviseren we om Pilot Assist uit te zetten of over te schakelen op de adaptieve cruisecontrol*.

Stuurhulp

PS2-2007-Pilot Assist grey steering wheel

De kleur van het stuursymbool geeft de actuele status van de stuurhulp aan:

• Brandend stuursymbool geeft aan dat de stuurhulp actief is.

• Gedoofd stuursymbool (zoals afgebeeld) geeft aan dat de stuurhulp niet actief is.

Pilot Assist-stuurassistentie wordt gebaseerd op een combinatie van het traject dat de voorligger aflegt en de zijmarkeringen van de rijbaan. U kunt op elk gewenst moment stuuringrepen van Pilot Assist aanpassen en in een andere richting sturen, bijvoorbeeld om van rijstrook te wisselen of om obstakels op de weg te omzeilen. U voelt dan een weerstand in het stuurwiel zolang de stuurhulp actief is.

Tijdelijke uitschakeling van stuurhulp

 Waarschuwing

De stuurhulp van Pilot Assist wordt automatisch en zonder waarschuwing vooraf uit- en weer ingeschakeld.

Bij gebruik van de richtingaanwijzers wordt de stuurhulp van Pilot Assist tijdelijk uitgeschakeld. Als de richtingaanwijzer is uitgeschakeld, wordt de stuurhulp automatisch weer geactiveerd als de zijlijnen van de rijstrook nog gedetecteerd kunnen worden.

Als Pilot Assist de rijbaan niet eenduidig kan interpreteren, bijv. als de camera-eenheid de zijmarkeringen van de rijbaan niet ziet, schakelt Pilot Assist de stuurhulp tijdelijk uit. Functies voor snelheids- en afstandsregeling blijven actief. De stuurhulp wordt weer geactiveerd als de rijbaan goed kan worden gedetecteerd. In deze situaties kunt u er met een lichte trilling van het stuur op worden gewezen dat de stuurhulp tijdelijk wordt gedeactiveerd.

In bochten en bij wegsplitsingen

Pilot Assist werkt samen met de bestuurder zodat u de stuurhulp van Pilot Assist niet moet afwachten maar altijd klaar moet staan om de besturing over te nemen, vooral in bochten.

Als de auto een afslag of splitsing van de rijstrook nadert, dient u naar de gewenste rijstrook te sturen, zodat Pilot Assist de gewenste rijrichting kan detecteren.

Handen aan het stuur

PS2-2007-Hands on steering wheel

Een voorwaarde voor de werking van Pilot Assist is dat u uw handen aan het stuur houdt. Het is belangrijk dat de bestuurder actief en oplettend blijft rijden, omdat Pilot Assist niet alle situaties correct kan interpreteren en op ieder moment en zonder waarschuwing in- en uitgeschakeld kan worden.

 Waarschuwing

Wacht niet alle waarschuwingsniveaus en hulp vanuit de systemen af, maar reageer direct als er een waarschuwingssignaal wordt geactiveerd.
  1. Als Pilot Assist detecteert dat u uw handen niet aan het stuur houdt, waarschuwt het systeem met symbolen en meldingen op het bestuurdersdisplay om u te adviseren de auto actief te besturen.
  2. Als het systeem enige seconden later detecteert dat u uw handen nog steeds niet aan het stuur hebt wordt het verzoek tot actieve besturing van de auto herhaald. Dit maal in combinatie met een geluidssignaal.
  3. Als Pilot Assist na nog eens enkele seconden nog steeds niet kan registreren dat u uw handen aan het stuur hebt wordt het volume van het geluidssignaal verhoogd en de stuurfunctie uitgeschakeld. Vervolgens moet u Pilot Assist opnieuw starten met de stuurknop PS-1926-Steering wheel Resume button symbol.
  4. Bij het uitschakelen van Pilot Assist worden er nog meer geluids- en lichtwaarschuwingen gegeven en begint het systeem van de auto met het afremmen van de auto. Dit afremmen gebeurt in schokken om uw aandacht te krijgen.
  5. Het systeem blijft de auto tot stilstand in de eigen rijstrook afremmen en activeert de alarmlichten2.

Steile wegen en/of zware belading

Let erop dat Pilot Assist in eerste instantie bestemd is voor gebruik tijdens ritten op vlakke weggedeelten. Het systeem heeft mogelijk moeite om de juiste afstand ten opzichte van voorliggers aan te houden bij ritten op steile aflopende hellingen – blijf dan extra alert en rem zo nodig zelf.

Gebruik de Pilot Assist niet als de auto zwaar beladen is of als er een aanhangwagen achter de auto zit.

 N.b.

Pilot Assist kan niet worden geactiveerd als er aanhangwagen, fietsdrager of iets dergelijks wordt aangesloten op het elektrische systeem van de auto.

Lees vóór gebruik alle waarschuwingen

 Waarschuwing

  • De functie is een systeem voor aanvullende rijhulp om de bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid te verhogen, maar het systeem werkt niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.
  • U wordt geadviseerd om alle paragrafen over het systeem in de Handleiding door te nemen en bijvoorbeeld te lezen over de beperkingen die u moet kennen voordat u het systeem gebruikt.
  • De rijhulpsystemen ontslaan u niet van de plicht om alert en adequaat te reageren, zodat u de auto altijd op een veilige manier moet blijven besturen, met inachtneming van een passende snelheid en geschikte afstand tot andere weggebruikers en met respect voor de geldende verkeersregels en -bepalingen.

 Belangrijk

Het onderhoud aan rijhulpcomponenten mag uitsluitend in een werkplaats worden uitgevoerd - neem contact op met Polestar Customer Support.

 N.b.

De functie maakt gebruik van de camera- en/of radareenheden van de auto die enkele algemene beperkingen hebben.

 Waarschuwing

In bepaalde situaties heeft de stuurassistentie van Pilot Assist moeite om u op de juiste manier te helpen of wordt de stuurassistentie automatisch uitgeschakeld – in dat geval is het advies om Pilot Assist niet te gebruiken. Voorbeelden van dergelijke situaties:
  • de rijbaanmarkeringen zijn onduidelijk, afgesleten, ontbreken, kruisen elkaar of er zijn meerdere groepen wegmarkeringen aanwezig.
  • de rijbaanindeling verandert, bijvoorbeeld als de rijbanen worden gesplitst of samenkomen bij afritten.
  • bij wegwerkzaamheden en plotselinge veranderingen van de rijbaan, bijvoorbeeld als lijnen mogelijk niet meer de juiste route aangeven.
  • er zijn randen of andere lijnen dan rijstrookmarkeringen aanwezig op of naast de rijbaan, zoals trottoirbanden, naden of reparaties in het oppervlak van de rijbaan, randen van barrières, bermen of scherpe schaduwen.
  • de rijstrook is smal of bochtig.
  • de rijstrook loopt over een top van een helling of een verkeerdrempel.
  • het is slecht weer, met regen, (natte) sneeuw of mist of verminderd zicht met slechte lichtomstandigheden, tegenlicht, een natte rijbaan et cetera.
Let er ook op dat Pilot Assist de volgende beperkingen heeft:
  • Hoge trottoirbanden, barrières en tijdelijke wegversperringen (pylonen, andere barrières et cetera) worden niet gedetecteerd. Ze kunnen ten onrechte worden verward met rijstrookmarkeringen, zodat het risico bestaat dat de auto in aanraking komt met dergelijke barrières. Het is aan de bestuurder om voldoende afstand te houden tot de genoemde barrières.
  • De gecombineerde radarsensor en camera heeft onvoldoende capaciteit om alle aanwezige objecten en obstakels in het verkeer te ontdekken, zoals kuilen, stilstaande obstakels of voorwerpen die de route geheel of gedeeltelijk blokkeren.
  • Pilot Assist "ziet" voetgangers, dieren en dergelijke niet.
  • De aanbevolen stuuringreep is in sterkte beperkt, wat inhoudt dat het systeem u niet altijd kan helpen de auto zo te sturen dat deze binnen de rijstrook blijft.
  • De autofuncties kunnen informatie vanuit de kaartgegevens gebruiken en dat kan tot wisselende prestaties leiden.
  • Pilot Assist wordt uitgeschakeld, als de snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging met een beperkt vermogen werkt – zoals bij koeling op grond van oververhitting.

 Waarschuwing

Gebruik Pilot Assist alleen bij duidelijke markeringen aan weerszijden van de rijstrook. Bij gebruik in andere situaties bestaat het risico dat u op omringende obstakels botst die het systeem niet kan detecteren.

 Waarschuwing

  • Dit is geen systeem dat botsingen voorkomt. Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk voor om in te grijpen, mocht het systeem een voorliggers niet ontdekken.
  • De functie reageert niet op voetgangers of dieren noch op kleinere voertuigen, zoals fietsen of motorfietsen e.d. Lage aanhangers, tegenliggers, langzaam rijdende en stilstaande voertuigen of vaste obstakels worden eveneens genegeerd.
  • Gebruik de functie niet in lastige situaties zoals in stadsverkeer, op kruisingen, bij gladheid, hevige regen- of sneeuwval of slecht zicht en evenmin op weggedeelten met veel water of natte sneeuw, op bochtige wegen of op uit- en opritten.
  1. * Optie/accessoire.
  2. 1 Afhankelijk van de markt is dit een standaardfunctie of een optie.
  3. 2 De regels voor het gebruik van alarmlichten kunnen per land verschillen.