Beperkingen van de radareenheid
Camera en radar zijn hulpmiddelen voor intelligent rijden die niet zelfstandig zorgen voor intelligent rijden. De vereiste veiligheidshandelingen moeten worden verricht ter voorkoming van verkeersveiligheidsrisico's of ongelukken die worden veroorzaakt door een onjuist gebruik van camera en radar door de bestuurder.
Geblokkeerde eenheid
Het gebied vóór de radareenheid moet regelmatig worden schoongemaakt en vrij worden gehouden van stickers, voorwerpen, vuil enz. Dit kan de op de radar gebaseerde functies namelijk verstoren. Dit kan ertoe leiden dat deze functies beperkingen vertonen, worden uitgeschakeld of verkeerd reageren.
Bij zachte sneeuw of ijs op de grille voor de radareenheid kunnen op de radar gebaseerde functies verstoord raken. Dit kan ertoe leiden dat deze functies beperkingen vertonen, worden uitgeschakeld of verkeerd reageren. U bent er altijd voor verantwoordelijk dat in een dergelijke situatie wordt ingegrepen en dat de afstand en snelheid veilig zijn.
Rijsnelheid
De radarsensor heeft veel meer moeite om een voorligger te ontdekken als de snelheid van de voorligger veel afwijkt van die van uw eigen auto.
Beperkt blikveld
De radarsensor heeft een beperkt blikveld. In bepaalde gevallen wordt een voorligger niet ontdekt of later dan verwacht.

Soms kan de radarsensor een voorligger op korte afstand pas laat registreren, bijvoorbeeld als een inhalend voertuig invoegt tussen u en uw voorligger.
Ook kleine voertuigen, zoals motorfietsen of voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden, kunnen onopgemerkt blijven.
In bochten kan de radarsensor op een ander voertuig reageren dan de bedoeling is of een eerder opgemerkt voertuig uit het zicht verliezen.
Monteer niets voor de radareenheid - dus geen verstralers, stickers enz. - omdat op de radar gebaseerde functies hierdoor verstoord kunnen raken. Dit kan ertoe leiden dat deze functies beperkingen vertonen, worden uitgeschakeld of verkeerd reageren.