• Handleiding
  • Videogalerij
  • Downloads
  • Software-updates

Sleutel

Met de sleutel zijn de portieren en de kofferklep te vergrendelen en ontgrendelen. De sleutel of de telefoon moet in de auto aanwezig zijn om deze te kunnen starten.

U gebruikt de sleutel niet actief bij het starten, omdat de auto is uitgerust met ondersteuning voor passief starten (Passive Start). Het is voldoende als de sleutel of telefoon zich voor in het interieur bevindt.

De sleutels zijn te koppelen aan verschillende bestuurdersprofielen om persoonlijke instellingen voor de auto op te slaan.

Knoppen van de sleutel

PS-1926-Remote Key with buttons
De sleutel heeft vier knoppen - een aan de linker- en drie aan de rechterzijde.
  1. PS-Icon-Remote key lock/global close  Vergrendelen – Bij eenmaal indrukken worden alle portieren, de kofferklep en de tankvulklep vergrendeld en wordt het alarm geactiveerd.
  2. Bij lang indrukken worden alle ruiten gesloten.
  3. PS-Icon-Remote key for unlocking  Ontgrendelen – Bij eenmaal indrukken worden alle portieren en de kofferklep ontgrendeld en wordt het alarm gedeactiveerd.
  4. Bij lang indrukken worden alle ruiten tegelijkertijd gesloten. Deze doorluchtfunctie is onder te meer te gebruiken om de auto bij warm weer snel te luchten.
  5. PS-Icon-Remote key for trunk opening/closing  Kofferklep – Met een lange druk opent u de kofferklep mechanisch met behulp van de veerdruk.
  6. PS-Icon-Remote key for panic alarm  Paniekfunctie – bestemd om in noodgevallen de aandacht van anderen te trekken. Als u de knop ten minste 3 seconden lang ingedrukt houdt of tweemaal achtereen binnen 3 seconden indrukt, worden de richtingaanwijzers, de interieurverlichting en de claxon geactiveerd. U kunt deze functie met dezelfde toets weer uitschakelen, als de functie minimaal 5 seconden actief geweest is. Anders wordt deze functie na zo'n 3 minuten automatisch uitgeschakeld.

 Waarschuwing

Als iemand in de auto achterblijft, moet u bij het verlaten van de auto altijd de elektrisch bedienbare ruiten stroomloos maken door de sleutel mee te nemen.

 N.b.

Let op het gevaar voor buitensluiten met de sleutel nog in de auto.

  • Wanneer u de auto vergrendelt en het alarm inschakelt met een geldige sleutel, wordt een eventuele andere sleutel in de auto gedeactiveerd. Ook de "Safelock-functie" wordt gedeactiveerd. De gedeactiveerde sleutel wordt opnieuw geactiveerd bij ontgrendeling van de auto.

Storingen

De passieve startfunctie van de sleutel en de optie passief vergrendelen en ontgrendelen ondervinden mogelijk storingen door elektromagnetische velden en afschermingen.

 N.b.

Bewaar de sleutel niet te dicht in de buurt van metalen voorwerpen of elektronische apparaten zoals mobiele telefoons, tablets, laptops of laders – op een afstand kleiner dan 10-15 cm (4-6 inch).

Als er toch storingen mochten optreden, gebruikt u het afneembare sleutelblad van de sleutel om de auto te ontgrendelen en u plaatst de sleutel vervolgens in de back-uplezer in de bekerhouder om het alarmsysteem van de auto te deactiveren en de auto te kunnen starten.

 N.b.

Zorg ervoor dat er geen andere autosleutels, metalen voorwerpen of elektronische apparaten (zoals mobiele telefoons, tablets, laptops of laders) in de bekerhouder liggen, wanneer u de sleutel in de bekerhouder plaatst. Als er zich meerdere sleutels in de bekerhouder bevinden, kunnen deze elkaar storen.